• Siebold

2 augustus 1823 — Dag 36

Sieboldblog fort zeelandia

Iedere dag een stukje uit het dagboek van Siebold van de reis van Batavia naar Japan in het jaar 1823.

2 augustus 1823 — Dag 36
[Siebold slaat 2 augustus over in het dagboek]

Naar we later in het dagboek zullen vernemen woedt er een storm van 1-4 augustus. Op 2 en 3 augustus schreef Siebold daarom niets in zijn dagboek. Deze leegte biedt ons de mogelijkheid om deze twee dagen een bijlage over Formosa uit de Nippon af te drukken:

Bijlage: De verovering van het eiland Formosa (Taiwan) door de Chinees Koksenia in 1662. [deel 1]

Door Philipp Franz von von Siebold

Koksenia, oorspronkelijk Ching Ching Kung genaamd, was de zoon van een Chinese koopman Ching Dschi Lung uit Fukian, zijn moeder was een Japanse prostituee uit Hirado, waar zijn vader verbleef. Terwijl de Manchu China aan het onderwerpen waren, werd Ching Dschi Lung (ook wel Equan of Yquan genoemd), nadat hij rijk was geworden door handel en zijn toevlucht genomen tot kaapvaart, door zijn keizer aangesteld om het bevel te voeren over een squadron tegen de Manchu. Later probeerde hij hun opmars op het land te vertragen totdat hij door sluwheid in de macht van zijn vijanden kwam. Ching Ching Kung, die zijn vader op alle campagnes had vergezeld, was daardoor nog verbitterder geworden en vocht tegen de buitenlandse overheersing en nam de naam Koksenia aan, eigenlijk Kuě sing yê, wat zou betekenen: “heer van nationale families”. Hij probeerde ook Japan bij het geschil te betrekken, maar zijn aanbod (1658) kreeg geen steun. Na de val van de Ming-dynastie handhaafde hij zijn positie als koppige tegenstander van de Manchu, totdat hij door een overweldigende macht van het vasteland werd verdreven en beperkt werd tot zijn vloot. Toegegeven, hij bleef nog steeds op Hiamen en behaalde enkele overwinningen, maar de precaire situatie dwong hem uiteindelijk zijn toevlucht te zoeken buiten China, en Taiwan werd nu zijn bestemming.

De Verenigde Oost-Indische Compagnie had hier sinds 1624 vaste voet en bouwde aan de westkant van Formosa op een duineiland Fort Zeelandia, dat met het land een ruime haven vormt. Ernaast verrees een stad met dezelfde naam, die voornamelijk bewoond werd door Chinese immigranten. Enkele vestingwerken beveiligden de belangrijkste punten in de buurt. Er ontstonden verschillende dorpen en de inheemse bevolking onderwierpen zich gewillig aan de omgang met de Europeanen, van wie ze onderwijs en zelfs het christendom kregen. Een bloeiende handel, begunstigd door de ligging en de opbrengst van dit prachtige eiland, zorgde voor een levendig leven, cultuur en welvaart. Zo was Formosa een van de belangrijkste bezittingen van de Compagnie geworden. Maar het was ook geschikt als verenigingspunt voor de Nederlandse zeemacht, om gemakkelijker barrières op te werpen voor de handel van de Spanjaarden en Portugezen op Makao, terwijl de geografische ligging perfect geschikt leek om Oost-Indië te verbinden met de kusten van Noordoost-Azië - met China en Japan. Het bezit van Formosa opende zelfs hoopvolle vooruitzichten voor de nog sluimerende handel in de grote oceaan en langs de noordwestkust van Amerika.

Koksenia's bedoelingen met Formosa bleven niet lang voor de Nederlanders verborgen en van vele kanten kwamen waarschuwingen binnen. Japan vestigde al in 1646 de aandacht op het plan van Koksenia, en een jezuïet bracht in 1652 vanuit China de bevestiging van dit gerucht naar Batavia. De opstand van de Chinezen op Formosa in datzelfde jaar maakte de Nederlanders duidelijk dat ze alleen maar hulp konden verwachten van deze talrijke kolonisten. In 1654-55 werden de geruchten uit China herhaald en in 1656 verbood Koksenia zijn landgenoten om naar Taiwan te reizen. De waarschuwingen van de regering van [44] Batavia (1657), de verzekering van veel uit China gevluchte inwoners dat Koksenia door de slechte uitkomst van zijn ondernemingen op het vasteland had besloten Taiwan te veroveren, de plotselinge emigratie van veel Chinezen uit Formosa toen Koksenia's bedoelingen werd eindelijk bekend: dit alles liet de gouverneur en de raad van Taiwan niet langer twijfelen over de op handen zijnde verschijning van deze vijand. Er werden voorbereidingen getroffen om weerstand te bieden en van Batavia werd steun geëist. Maar ook Koksenia was op de hoogte van deze bewapening en probeerde nu door slim berekende vertragingen de Nederlanders weer in slaap te sussen. Met een vredelievend masker misleidde hij de Raad van Taiwan, en juist degene die belast was met haar bescherming, maakte de bedreigde nederzetting nog kwetsbaarder. Het was Van der Lahn die in juli 1660 met een vloot uit Batavia vertrok om Formosa te beschermen tegen de op handen zijnde aanval. Om niet tevergeefs de vloot uit te rusten, had de Compagnie hem de opdracht gegeven, het rijke Portugese bezit van Makao te veroveren als het gerucht over Koksenia niet worden bevestigd. Bij het vooruitzicht van zo'n briljante onderneming, die hem persoonlijk ook rijkere winsten beloofde, zag Van der Lahn niet dat er gevaar dreigde voor Formosa. En omdat de verdienstelijke gouverneur Coyett en de Raad van Taiwan niet instemden met zijn verzoek om de vloot naar Makao te laten gaan, keerde, hij tegen hun zin, terug naar Batavia waar hij alle kunsten van laster gebruikte om Coyett omver te werpen. Hij werd gehoord, de beschuldigde bleef onverdedigd, en op Batavia werden alle voor Formosa genomen voorzorgsmaatregelen ingetrokken omdat ze kennelijk niet nodig waren. Koksenia was inmiddels al op Formosa geland.

Op 31 april 1661, bij het aanbreken van de dag, presenteerde zijn vloot zich voor de kust van Taiwan en voer de ruime haven tussen Zeelandia en Provintia binnen. Terwijl sommige schepen, die tussen de twee forten voor anker lagen, hun verbinding verbraken, zetten de andere, bijgestaan door de lokale Chinezen de krijgsbendes aan land. Het was het werk van twee uur. Het garnizoen van Zeelandia probeerde nog wel de verdere opmars van de vijand te stuiten door gedurfde uitvallen, maar moest wijken voor de overmacht van een leger van 20.000 ervaren krijgers. Het Nederlandse schip Hector werd opgeblazen in het gevecht met de vijandelijke jonken, en de drie overgebleven schepen, baanden zich met wonderbaarlijke moed, een weg naar de open zee, het grootste deel van de Nederlandse strijdkrachten met zich meevoerend. De eerste pogingen tot verzet op het water en op het land waren mislukt. Koksenia, die een aanwas van ongeveer 25.000 man ontving vanuit de Chinese nederzetting, zag zichzelf nog dezelfde dag als heer van het land, aangezien de geïntimideerde inheemsen gewillig de bevelen van de overwinnaar opvolgden. Hij riep Zeelandia en Provintia op zich over te geven. De Nederlanders boden hem losgeld aan in ruil waarvoor hij Formosa zou moeten verlaten, maar de politieke situatie van Koksenia maakte het voor hem noodzakelijk, legde hij uit, om het volledige bezit van zijn nieuwe toevluchtsoord te hebben. Zijn doel was niet om zichzelf te verrijken met de schatten van de Compagnie Hij liet de Nederlanders vrij vertrekken en bood hen zelfs zijn jonken aan om hun goederen en oorlogsmaterieel naar Batavia te vervoeren. Maar zijn voorstellen werden afgewezen en de Nederlanders besloten trouw de eigendommen van hun heren en meesters op te eisen. Maar Fort Provintia, ontdaan van voedsel en oorlogsvoorraden, gaf zich op 4 mei al over en Koksenia richtte nu al zijn macht op Zeelandia. Een deel van zijn [45] leger landde op de zuidpunt van het grote duineiland, terwijl een detachement van de vloot aan de oostkant van het fort voor anker ging. De stad werd verlaten, iedereen vluchtte naar het fort.

Een snelle aanval in de eerste uren van verrassing had de strijd misschien meteen in het voordeel van Koksenia beslist, maar hij aarzelde dag na dag en gaf zijn tegenstanders de tijd om alle verdedigingsmiddelen te gebruiken die ze tot hun beschikking hadden. Eindelijk, op 25 mei, openden de Chinezen het vuur met zesentwintig kanonnen, die ze de avond ervoor zonder schansen in het open veld hadden opgesteld, en ze bestormden het fort. Maar een zware kogelregen weerde hen af en doodde allen die zonder dekking aan het vechten deelnamen. Een uitval van de Nederlanders maakte hun verwarring compleet en er volgde een algemene vlucht. Maar het kleine garnizoen kon dit voordeel niet verder nastreven en, met het gevaar afgesneden te worden van het fort, moesten ze zich tevredenstellen met het vernietigen van de achtergelaten vijandelijke kanonnen. Een latere, tweede uitval had hetzelfde succes.

[… wordt vervolgd…]


Het is dit jaar precies 200 jaar geleden dat Siebold aankwam in Japan. Hij vertrok op 28 juni 1823 vanaf Batavia voor de zes weken durende overtocht. Zijn verslag van deze reis werd voor het eerst gepubliceerd in 1897, in de heruitgave van zijn monumentale werk Nippon. Ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van deze reis zullen wij gedurende de komende zes weken zijn reis volgen aan de hand van dit reisverslag.


Bron: Siebold, Ph. Fr. von., Nippon. Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schutzländern Jezo mit den südlichen Kurillen, Sachalin, Korea und den Liukiu Inseln. Herausgegeben von seine Söhnen. Würzburg und Leipzig, 1897.

Vertaling Martien J. P. van Oijen

Lees verder over Siebold