16 juli 1823 — Dag 19

Sieboldblog naderende storm

Iedere dag een stukje uit het dagboek van Siebold van de reis van Batavia naar Japan in het jaar 1823.

16 juli 1823 — Dag 19
[Siebold slaat 16 juli over in het dagboek]

Op 14,15 & 16 juli schreef Siebold niets in zijn dagboek. Deze leegte biedt ons de mogelijkheid om over drie dagen verspreid hier een ander deel uit de Nippon af te drukken:

Philipp Franz von Siebold, een biografische schets [deel 3]

Door Alexander von Siebold

[… vervolg van deel 2 ...]

In het jaar 1845 was Siebold getrouwd met Helene Ida von Gagern en had hij zijn jonge vrouw meegenomen naar zijn bezit Nippon bij Leiden. Het verblijf in Holland duurde maar kort omdat het vochtige klimaat op den duur niet bevorderlijk was voor de gezondheid van de Siebolds. Hij richtte zijn blik weer nar Duitsland en ontdekte aan de Rijn in het oude klooster St Martin bij Boppard een zeer aantrekkelijk landhuis waar hij zijn studies ongestoord kon voortzetten en zijn werken kon voltooien. Hier genoot hij in de late herfst van zijn leven aan de zijde van zijn hartelijke, adellijke echtgenote, van een gelukkig familieleven, dat helaas naar zijn idee te vaak onderbroken werd door reizen naar Holland en naar vele Europese hoofdsteden waar hij een graag geziene gast was. Van de uit dit huwelijk ontsproten kinderen hebben twee zoons hun loopbaan eveneens naar Japan verplaatst, waar ze jarenlang werkzaam waren op politiek en diplomatiek gebied. De beide dochters bleven in hun vaderland, waar de oudste met de Riechsfreihern Max. von Ulm-Erbach en de jongste met de Koninklijke Würtemburgse Generaal der Infanterie Gustav von Brandenstein getrouwd is. — Later verplaatste Siebold zijn woonplaats naar Bonn, waar hij naartoe getrokken werd door het drukke wetenschappelijke leven en de universiteitsbibliotheek.

In het jaar 1853 werd Siebold ontboden naar Rusland, om zoals de minister van buitenlandse zaken het uitdrukte, uitsluitsel te geven over vragen, die niemand anders dan hij kon beantwoorden. Het ging over het regelen van belangrijke grensgeschillen van China en het Amur-gebied die de gouverneur-generaal van Oost Siberië Graaf Murawiew, die later wegens zijn successen de titel Amurski kreeg, voor ogen had voor de bevestiging van de macht van Rusland in Oost-Azië en de expansie van de Russische macht tot aan de Indische oceaan. Het lukte deze staatsman pas om met zijn mening door te dringen in St. Petersburg, toen Siebold op grond van zijn geografisch onderzoek het bewijs had geleverd, dat de plannen van Murawiew niet alleen uitvoerbaar waren, maar ook tegenover China diplomatiek verdedigd konden worden. Dit voorbereidende werk leidde zoals bekend tot de aanleg van een fort aan de Amur en tot het verdrag van Aigun, waarbij China het hele linkerdeel van het Amur-gebied afstond aan Rusland en Rusland een enorme gebiedsuitbreiding kreeg waarop vandaag de dag zijn machtspositie in Oost-Azië is gebaseerd. Omdat de interesses van Holland op geen enkele manier in strijd waren met die van Rusland, durfde Siebold het aan zonder speciale toestemming van zijn regering de vruchten van zijn ervaring ter beschikking te stellen aan de Russen. In een brief aan Prins Hendrik der Nederlanden, zijn beschermheer, verklaart hij ook deze, in ieder opzicht verantwoordelijke, stap op een volmaakt bevredigende manier. In zijn brief van 9 maart 1853 uit St Petersburg vermeldt hij: “Toen ik met de verschuldigde eerbied Uwe Koninklijke Hoogheid in het begin van het nieuwe jaar mijn gelukwensen overbracht, had ik geen vermoeden dat ik spoedig daarna op reis zou gaan naar St. Petersburg. Precies op nieuwjaarsdag ontving ik van de Minister van Buitenlandse zaken een semi-officieel bevel om naar St Petersburg te komen. ”Afin de recevoir de ma bouche des renseignements sur une question qu’ aucun autre Européen était à même de donner.” Ik nam deze uitnodiging aan met het idee nader te komen bij het doel dat ik me heb voorgenomen, hetgeen Uwe Koninklijke Hoogheid niet onbekend is, namelijk op vreedzame wijze Japan te openen voor het wereldverkeer, met in achtneming van het oude voorrecht en de bevoorrechte positie van Holland in de Japanse gewesten.

Helaas heeft men in Holland mijn prachtige plan niet begrepen, ondanks het feit dat het ondersteund is door Uwe Koninklijke Hoogheid, terwijl het toch gebaseerd is op iets waaraan ik dertig jaar lang met volharding en inzicht heb gewerkt.”

Siebolds hoop was erop gebaseerd, Rusland vanuit het Noorden vriendschappelijke banden met Japan aan te laten knopen, en op deze manier Japan aan te laten sluiten bij het wereldverkeer en zo ook eventuele maatregelen van geweld, die Amerika, Engeland of Frankrijk tegen Japan zouden kunnen ondernemen, te voorkomen. De Krimoorlog en de dood van Keizer Nikolaas waren er de oorzaak van dat Rusland jarenlang moest afzien van expansiepolitiek. Intussen was Amerika hem in 1854 voor met het ontsluiten van Japan voor het wereldverkeer en de belemmeringen vielen weg. Bij deze gelegenheid lukte het de Nederlandse regering nog wel een gunstig verdrag af te sluiten met de Taikun (of Sjogun) en door de uitwisseling van diplomatieke nota’s werd ook de verbanningsstraf van Siebold opgeheven

Nu groeide er bij de 63-jarige man weer frisse jeugdige kracht, en niets kon hem ervan weerhouden zijn geliefde Japan nog een keer te bezoeken. Maar omdat er bij de regering bezwaar bestond tegen zijn onmiddellijke aanstelling in een diplomatieke hoedanigheid, moest hij eerst in dienst treden bij een handelspolitieke instelling. De Nederlandse Handelsmaatschappij gaf hem daartoe de gelegenheid door hem de betrekking van adviseur bij een door hen nieuw op te richten handelsagentschap aan te bieden. In april 1859 verliet hij Bonn, waar zijn gezin achterbleef, en nam zijn toen slechts 13½- jarige oudste zoon Alexander mee naar het land van zijn hoop. Het afscheid van zijn vrienden en weldoeners was ontroerend en vele warme zegewens begeleidde hem over de oceaan. De nestor der Duitse geleerden, Alexander von Humboldt, schreef hem op 10 april 1859:

J’ai été infiniment touché en lisant la lettre d’adieu et de congé que si près de votre nouveau départ pour le Japon vous avez publiée sous la date du 22 mars, le 28 mars de cette année dans l’Echo Universal des Pays Bas No. 2456. C’est au plus ancien des voyageurs à exprimer publiquement combien il admire, mon cher et illustre confrère, une résolution noblement inspirée par ce même dévouement pour les sciences, qui pendant un demi-siècle a porté, par votre rare activité et la variété de vos connaissances, des fruits si éminents.

Il n’y a pas une partie de la Géographie physique, qui n’ait profité de vos immenses travaux sur l’Archipel de Japon. Nos jardins botaniques sont ornés des plantes que vous avez introduites. Vous allez sur les lieux mêmes continuer et perfectionner ces magnifiques travaux. Puisse votre santé si chère à tous ceux qui prennent de l’intérêt au progrès des sciences physiques résister à des nouvelles fatigues, et seconder une si noble entreprise — tel est le vœu que je vous adresse comme un de vos plus anciens et affectueux admirateurs.

Berlin, 10 avril 1859

A. Humboldt

Begin april 1859 verliet hij Bonn en reisde via Parijs naar Marseille, waar hij zich inscheepte aan boord van het Engelse poststoomschip ”Tiger” en via Alexandrië, Suez, Aden en Point de Galle naar Singapore reisde, vanwaar hij de oversteek naar Batavia maakte, om zich bij de Gouverneur-generaal te melden en met de directeuren van de handelsmaatschappij ruggespraak te houden over verscheidene handelsaangelegenheden.

Later reisde hij naar Buitenzorg, de residentie van de Gouverneur-generaal wiens gast hij enige dagen was in dat prachtige tropische paradijs. Na zijn terugkeer in Singapore reisde hij met een onder Russische vlag varend zeilschip “Lucy und Harriet” dat onder bevel stond van kapitein Von Hunteln, naar Shanghai, vanwaar hij na een kort verblijf met een Engels stoomschip naar Nagasaki reisde waar hij aankwam in de nacht van de 4de augustus.

Snel verspreidde zich het gerucht van de aankomst van de oude ‘Meester’, en van alle kanten stroomden de vroegere leerlingen, vrienden en aanhangers toe. Er waren ontroerende ontmoetingstaferelen, maar ook treurige herinneringen toen Siebold naar zijn vriendenschaar vroeg waarvan het aantal door de tijd en de vervolging sterk uitgedund was.

Enige dagen daarna ontving de Japanse gouverneur Okabe Suruga no Kami, Siebold in het paleis van de regering, waar hij ooit als gevangene had moeten neerknielen. Er ontwikkelde zich meteen een vriendschappelijke toenadering die leidde tot de toestemming om zijn intrek te nemen in een tempel Hon-ren-si, later betrok hij de villa in Narutaki weer.

Siebold pakte zijn onderbroken onderzoek weer op alsof hij niet dertig jaar maar slechts enkele maanden weg was geweest. Het aantal oude en nieuwe leerlingen groeide van dag tot dag en opnieuw drong zijn nuttig werk door in een steeds bredere kring. Zelfs zijn werkzaamheden als arts, die in Europa zo lang stilgelegen hadden, pakte hij weer op en ook in dit opzicht had hij succes en vond hij bevrediging.

De politieke horizon raakte steeds meer bewolkt. De door de Sjogun, die in de verdragen ten onrechte Taikun wordt genoemd en als (de facto) regent wordt beschouwd, met de Westerse machten afgesloten verdragen waren voor de eigenlijke regeringsleiders, de Mikado, niet geratificeerd en er had zich een coalitie gevormd van feodale vorsten die het toelaten van buitenlanders door de Sjogun als ongrondwettelijk verklaard hadden en op grond daarvan hadden besloten om hem af te zetten. Er waren al onlusten uitgebroken in verscheidene provincies — de eerste Minister van de Sjogun, Li Kamono Kami, was kort voor de aankomst van Siebold door samenzweerders op de openbare weg vermoord, en het hele staatsbestel van de Sjogun dat ontstaan was door een overweldiger en dat door een prachtig aangelegd systeem van Macchiavellische bestuurskunde zich honderden jaren in stand had weten te houden, scheen aan het wankelen gebracht te zijn. Benden van zogenoemde ronin, jonge mannen van militaire adellijke afkomst, die met opoffering van eigen leven voor geen enkele daad terugschrokken om de regering te intimideren, stonden zowel rijksambtenaren als vreemdelingen naar het leven. Bijna dagelijks drongen geruchten over politieke moorden binnen in Siebolds eenzaamheid, en tenslotte ook het bericht dat het schitterende slot van de Sjogun in Jedo ten prooi gevallen was aan de vlammen. Weinig aanhangers van de regering waren nog in staat de toestand te beheersen. Men gebruikte geweld tegen geweld, de gevangenissen in Jedo zaten vol en zelfs in zijn hoogste kringen werd de feodale adel, die tot de oppositie behoorde, door huiszoekingen en degradatie gekweld, terwijl veel karos en samurai, dat zijn staatsraden en militairen op bevel van van de Jedo-regering door middel van het nog algemeen gebruikelijke hara kiri ( het opensnijden van de buik) bevorderd werden tot het hiernamaals.

De secretaris van de Amerikaanse legatie, Heusken, verscheidene Russische officieren, twee Hollandse scheepskapiteins, en andere Europeanen waren in Jokohama al slachtoffer geworden van politieke moorden. De houding van de grootmachten die het verdrag afgesloten hadden, werd alsmaar dreigender en ze verlangden niet alleen een garantie voor de veiligheid van hun onderdanen, maar ook een strikte uitvoering van het verdrag hetgeen de bange regering van de Sjogun onder de druk van de oppositie probeerde te beperken en te omzeilen. Onder deze omstandigheden werd Siebold, in het begin van 1861, gevraagd naar Jedo te komen, in naam van de Sjogun.

Weliswaar werd er uitdrukkelijk bij gezegd dat het doel van het bezoek wetenschappelijk onderzoek betrof, maar het was duidelijk dat ook politieke vragen, in het bijzonder het krijgen van advies op het gebied van de ingewikkelde Europese betrekkingen een rol speelden. Siebold besloot onmiddellijk aan het verzoek te voldoen en slechts enkele weken later bevond hij zich in Jokohama, de nieuwe haven, vanwaar hij gelijk naar de hoofdstad zeilde toen zijn verblijf geregeld was. Het paleis van Akabane, waar kort voor hem het buitengewone gezantschap uit Pruisen onder leiding van graaf Eulenberg gewoond had, was hem als verblijfplaats gegeven. Vanwege de heersende onzekerheid was een afdeling van de lijfwacht van de Sjogun naar het paleis gestuurd om het te beschermen. En als Siebold ging wandelen werd hij voortdurend op de voet gevolgd door een aantal van deze lijfwachten.

Siebold was pas enige weken in Jedo toen de eerste slag tegen de Europeanen plaatsvond. In de nacht van 4 juli werd het Engelse gezantschap overvallen door een bende ronins. De Gezant, Sir Rutherford Alcock, was juist teruggekeerd van een reis door het land en bracht de eerste nacht door in de hoofdstad toen hij en de overige leden van zijn missie plotseling om middernacht gewekt werden door doffe slagen. Als snel was de deur van het gezantschapspaleis ingebeukt en de moordbende stortte zich met het zwaard in de hand op de uit hun slaap gewekte Engelsen. Bijna helemaal ongewapend hadden zij het aan de voorzienigheid te danken dat ze niet allemaal afgeslacht werden. Alleen de secretaris, Mr Olipant, werd zwaargewond en Consul Morrison werd licht gewond. En nadat de Japanse bewakers zich hersteld hadden van de eerste bestorming, kwam het tot een gevecht op leven en dood met de overvallers van wie er vijf gedood werden. Maar ook bij de bewakers waren zware verliezen te betreuren, omdat in de donkere nacht het onderscheid tussen vriend en vijand moeilijk te maken was, en zij ook met elkaar hadden gevochten.

Toen Siebold het bericht van de overval ontving, wilde hij onmiddellijk naar de plaats des onheils om zich als chirurg ter beschikking te stellen van de gezant. Maar zijn escorte liet hem niet uit het paleis gaan en pas tegen de morgen mocht hij snel naar de Engelsen. Het gezantschap bood een huiveringwekkende aanblik. Overal bloedsporen en verwoestingen, de bedden doorwoelt, deuren en ramen vernield, tekenen van een verschrikkelijke strijd met het blanke zwaard. In de voortuin lagen de gewonde ronins, die grote ogen opzetten toen een vreemde arts ze onderzocht, en in de ruimten voor de wacht lagen de arme wachten, velen met verschrikkelijke sabelhouwen die hele ledematen van het lichaam gescheiden hadden.

Siebold haastte zich naar de Staatsraad die hem bijna smekend bezwoer zijn invloed bij de Europese staatslieden aan te wenden om een oorlog met Engeland te vermijden. Op deze manier bevond hij zich plotseling in politiek vaarwater dat helaas zo vertroebeld was dat de regering van de Sjogun met geen mogelijkheid meer te redden was.

Intussen had de eigenaardige positie die Siebold nu in Jedo bekleedde, bedenkingen gewekt bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger. Hij eiste van Siebold in een brief dat hij Jedo onmiddellijk zou verlaten omdat hij hem anders niet langer de bescherming van Nederland kon garanderen. Het antwoord van Siebold was dat hij zich onder de bescherming van de Japanse regering zou stellen — Daarop volgde diplomatieke stappen van de Nederlandse vertegenwoordiger om Siebold weg te sturen. De regering twijfelde lang maar uiteindelijk gaf hij toe aan de druk en werd hem verzocht gezien de mogelijke verwikkelingen met de Nederlandse regering, Jedo te verlaten. Gelijktijdig arriveerde er echter een brief van de Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië die hem ambtshalve opdroeg als adviseur voor Japanse aangelegenheden met een aanzienlijke salaristoeslag terug te komen naar Java met het vooruitzicht van daaruit spoedig als diplomatieke vertegenwoordiger van Nederland terug te gaan naar Japan. Siebold die enerzijds inzag dat het onmogelijk was onder de ingewikkelde verhoudingen nog nuttig te kunnen zijn voor de regering van de Sjogun en het anderzijds als zijn plicht voelde zich op het bevel ter beschikking te stellen, reisde kort daarna weg uit Jedo om zich in Java bij de gouverneur te melden

Aangekomen in Java, ontdekte hij dat men hem opzettelijk en onopzettelijk bedrogen had. Niet alleen was er geen sprake meer van een diplomatieke post, ook was de leiding van de Japanse betrekkingen intussen overgegaan van het ministerie van koloniën naar het ministerie van buitenlandse zaken, zodat de hem in het vooruitzicht gestelde post helemaal niet meer bestond.

Er bleef voor hem niets anders over dan terug te gaan naar Holland, waar hij diep gekrenkt met de regering een uiterst pijnlijke confrontatie had, die eindigde met het indienen van een ontslagverzoek. Zo keerde hij terug naar zijn geboortestad Würzburg en stelde daar voor het eerst zijn prachtige etnografische verzameling ten toon, die hij later aan de Staat Beieren afstond, die hem liet opstellen onder de arcaden van München.

Daarnaast hield Siebold zich bezig met de verdere heruitgave van zijn werken, onderhield hij door bemiddeling van zijn zoon een regelmatige correspondentie met Japan en hij vond de gelegenheid bij de grootmachten te werken aan een vreedzame ontwikkeling van de politieke verwikkelingen en bij vele tot nu toe onbekend gebleven gelegenheden in te grijpen in de Oost-Aziatische aangelegenheden, bijvoorbeeld naar aanleiding van het buitengewone Japanse gezantschap in Parijs. In deze tijd hield hij zich bezig met twee plannen die, als ze uitgevoerd zouden zijn, beslist een grote invloed zouden hebben gehad op de stand van zaken in Japan. Het eerste was de invoering van het Duitse militaire systeem in Japan door het inzetten van enige Beierse officieren en onderofficieren als instructeurs in Japanse dienst, een taak die Frankrijk indertijd helaas op zich nam en gebruikte om zijn politieke invloed te vergroten. Het tweede project was het stichten van een grote handelsonderneming die verbonden zou zijn met zijn school voor handelswetenschappen in Nagasaki.

Siebold volgde de ontwikkeling van het nieuwe tijdperk in Japan op de voet. Hij was de eerste en waarschijnlijk de enige Europeaan die de draagwijdte van de toenmalige politieke beweging inzag, en erop wees dat het om niets minder ging dan de restauratie van de Mikado. Hij vond dat het een zaak van de grootmachten was, om een bloedige burgeroorlog te voorkomen door bijtijds de legitieme heerser te erkennen. Maar omdat Frankrijk de kant van de Sjogun had gekozen, Amerika hem wapens en schepen leverde, Engeland en bijna alle andere machten die het verdrag getekend hadden een vloot uitgerust hadden tegen de vorsten van Suwo en Nagato (Choshiu), de voorstanders van de Mikado en van plan waren Simonoseki te bombarderen, leek het Siebold de hoogste tijd dat Rusland, het enige land dat neutraal gebleven was, zou interveniëren. In een brief van 8 oktober 1863 aan de adjudant-generaal van Keizer Ignatiew en in een uitgebreid memorandum legde hij zijn mening uit met buitengewone duidelijkheid, wees hij op de aanstaande gebeurtenissen en schetste hij de rol die Rusland zou kunnen spelen als vredestichter in Oost-Azië. Helaas zonder gevolg, want ook in St. Petersburg had men het motief van de Japanse omwenteling niet herkend en zag men het nut er niet van in om een voorbarig oordeel te vellen over de politieke gebeurtenissen. Maar als bewijs van diplomatieke scherpzinnigheid en een goed inzicht in politieke gebeurtenissen blijft het memorandum ook voor de Japanse politiek een belangrijke oorkonde.

Geen van de op de plaats zelf aanwezige diplomaten of leidende staatslieden in Europa hadden het doel onderkend van de reeds tientallen jaren in Japan broeiende beweging, dat Siebold op de eerste bladzijde van zijn memorandum kort en bondig verklaart: “Il s’opère au Japon une révolution, la restauration de l’ ancien Empire et le retour au pouvoir du Mikado actuel. Par la méditation unanime de toutes les puissances qui ont fait traités avec le Japon cette restauration aurait pu être amenée en paix et mise à profit tant pour leurs interêts politiques que commerciaux. In 1863 hadden buiten de leiders van de beweging, zelfs weinig Japanners door waar het eigenlijk om ging, zodat het de Europese diplomaten niet verweten kan worden dat ze toen nog met blindheid geslagen waren.

Deze plannen zouden Siebold voor de derde maal naar Japan hebben gevoerd als de dood hem op 18 oktober 1866, in München, midden in de voorbereidingen voor zijn reis niet had beroofd van zijn geweldige en verziende plannen. Hij had toestemming om zijn laatste dagen door te brengen in zijn Vaderland en zijn laatste werk, het tentoonstellen van zijn etnografische verzameling, was ook werk dat hemzelf ten goede kwam.

Omdat de vruchten van onvermoeibare wetenschappelijke werk en het uitstekende literaire werk een sprekend bewijs vormt voor prestaties van een onderzoeker, heeft het geen verdere lofprijzing nodig. Ook de monumenten in steen en metaal die vrienden en vereerders in Europa en Japan voor de geleerde hebben opgericht getuigen van de algemene erkenning van latere generaties. Nog maar kortgeleden gaf de viering van de honderdste verjaardag van zijn geboortedag, die tegelijkertijd hier en in Japan plaatsvonden, aanleiding om de gemeenschap te herkennen die vandaag de dag het westen verbindt met het oosten. Het scheppen van deze band is de grootste verdienste van Siebold. Welke betekenis zijn werkzaamheid gehad heeft voor de oplossing van de opgave van de algemene geschiedenis, de verspreiding van de cultuur onder de verschillende volken en werelddelen is door Prof. Dr. Henner, voorzitter van de historische vereniging voor Unterfranken en Aschaffenburg in zijn rede van 25 februari van dit jaar zo treffend onder woorden gebracht dat wij het niet kunnen laten het volgende daaruit hier tot slot te laten volgen:

“Het werelddeel Azië geldt van oudsher als de wieg van de mensheid en tegelijkertijd als oorsprong van alle hogere culturen. Daarvandaan werd de cultuur verplaatst naar Europa en van hieruit vloeiden de cultuurstromen weer naar andere nieuw ontdekte werelden. Alles beweegt in een eeuwige kringloop, en zo lijkt het nu, alsof die oude eerbiedwaardige wieg van de mensheid, Azië na eeuwenlang als in een toverslaap gevangen te zijn, nu weer in een nieuwe fase van cultuurontwikkeling wil treden, en wel vanuit de uiterste oostelijke voorpost van deze geweldige landmassa, het Japanse eilandenrijk, dat als drager en leider van deze vernieuwde opleving geroepen schijnt te zijn. Het was in de eerste plaats de onsterfelijke verdienste van Siebold dit Japanse rijk, dat zich eeuwenlang streng heeft afgesloten van alles wat vreemd is, eindelijk klaar gemaakt te hebben om weer nieuwe cultuurinvloeden van buitenaf toe te laten en daardoor zelfs te zorgen voor een oplossing van een vraagstuk van totaal onafzienbare draagwijdte, net zoals hij voor het verbaasde Europa het kleurrijke beeld van die wonderbaarlijke eilandwereld heeft ontvouwd. Hij heeft de verrukkelijke Japanse flora voor ons ontsloten, en daarvoor de bloesem van het Europese geestelijk leven aan dit land overgedragen. Hoe waren toch onlangs de ogen van de hele wereld met gespannen aandacht gericht op die geweldige worsteling die zich in oostelijk Azië tussen China en Japan ontsponnen had. Hoe het verhoudingsgewijs kleine Japan, het Middenrijk, het reusachtige Chinese rijk omverwierp bij de eerste koene aanval. Dat was juist de vrucht van het geestelijke cultuurwerk van de mensenleeftijd van de laatste en het is daarom niet overdreven als ik zeg iedere nieuwe zege die Japan toen behaalde, was tegelijkertijd een triomf voor de naam Siebold.”

Dat Siebold de intellectuele schepper is van de fenomenale opleving die plaatsgevonden heeft in Japan, hebben ook zijn Japanse vereerders in een inscriptie op de gedenksteen in Nagasaki voor het nageslacht vastgelegd. Op deze gedenksteen, een machtige monoliet, hebben de laatst overlevende leerlingen, de voortreffelijke staatsman van het rijk en lid van de hoge adel de volgende woorden meegegeven: “Het is enkel en alleen de verdienste van de mannen die kenners en vertegenwoordigers waren van de Europese wetenschap, dat de partij die de Europeanen uit het land zou verdrijven en het rijk opnieuw probeerde af te sluiten in de jaren van de Kajé en Ansei-cyclus, de zege niet kon behalen en dat er een gelukkige en vredige verstandhouding met Europa tot stand kwam. Daarom rust de roem van de grote daad, het invoeren van de beschaving in het huidige Japan op Siebold aan wiens gedachtenis deze steen is opgedragen.”


Het is dit jaar precies 200 jaar geleden dat Siebold aankwam in Japan. Hij vertrok op 28 juni 1823 vanaf Batavia voor de zes weken durende overtocht. Zijn verslag van deze reis werd voor het eerst gepubliceerd in 1897, in de heruitgave van zijn monumentale werk Nippon. Ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van deze reis zullen wij gedurende de komende zes weken zijn reis volgen aan de hand van dit reisverslag.


Bron: Siebold, Ph. Fr. von., Nippon. Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schutzländern Jezo mit den südlichen Kurillen, Sachalin, Korea und den Liukiu Inseln. Herausgegeben von seine Söhnen. Würzburg und Leipzig, 1897.

Vertaling Martien J. P. van Oijen

Lees verder over Siebold