Collectiedatabase

Utagawa Kunisada (Toyokuni III) 歌川国貞 (三代目豊国) (1786–1865) Enomotoya Kichibei (Hōeidō) 榎本屋吉兵衛 (豊栄堂)

Verscheidene groepen van reizigers passeren elkaar tijdens hun oversteek van de Ōi-rivier. Deze oversteek was onvermijdelijk wanneer men reisde op de Tōkaidō, de weg tussen Edo (Tokio) en the Kamigata-regio van Kioto en Osaka. Rechts is de acteursgroep van Seki Sanjūrō II (1786–1839). Achter hem is een bordje te zien waarop staat dat de bagage van hem is (関三十郎荷物). Hij is onderweg naar Osaka (Naniwa), een stad met een levendig kabuki-circuit en de geboorteplaats van Sanjūrō. Hij was voornamelijk actief in Edo, maar reisde soms naar Osaka om daar toneelstukken op te voeren. Zijn metgezel is Asao Tomozō (1797–1851, ook bekend als Yoroku), die staat afgebeeld op het middelste vel. Beide acteurs reisden in 1826 vanuit Edo naar Osaka om daar het stuk Genpei no Nunobiki no Taki (De Minamoto en Taira, en de Watervallen van Nunobiki) op te voeren in de twaalfde maand van het jaar. De acteurs die hen tegemoet komen zijn Onoe Kikugorō III (1784–1849, ook bekend als Ōkawa Hachizō) en zijn zoon Onoe Matsusuke III (1805–1851). Ook Kikugorō heeft een bordje dat zijn bagage aanduidt. Zij reisden in de herfst van 1826 juist vanuit Osaka naar Edo. Kunisada maakt met deze prent een grap over de kleine kans dat de twee acteursgroepen elkaar tegenkwamen tijdens de oversteek van de Ōi-rivier. Daarvoor was een speciale service nodig van dragers omdat er geen bruggen gebouwd konden worden die bestendig waren tegen de vele overstromingen van deze rivier. De prent zou ook kunnen functioneren als advertentie: in 1827 speelde Kikugorō III in Hitori tabi gojūsan tsugi (Een Eenzame Reis Langs De 53 Stations), waarin een oversteek van de rivier wordt naspeeld. Om de scene nog levendiger te maken heeft Kunisada ook twee dienstmeisjes (jochū) uit rijke huishoudens toegevoegd die op pelgrimstocht zijn richting de heiligdommen van Ise (aangeduid met Ise mairi jochū ren 伊勢参り女中蓮).

Een Ontmoeting tussen Reizigers die de Ōi-rivier Oversteken: een Reis ['Afdaling'] naar het Oosten [Edo], een Reis ['Opgang'] naar Naniwa [Osaka]

Utagawa Kunisada (Toyokuni III) 歌川国貞 (三代目豊国) (1786–1865)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Iseya Kisaburō (Man’yōdō) 伊勢屋喜三郎 (万葉堂)

Verhalen van Hedendaagse Galante Mannen is een serie van 36 ontwerpen die Yoshitoshi vroeg in zijn carrière heeft gemaakt. De set draait om twee rivaliserende gokbendes die tot een bloederig conflict kwamen in de jaren 1840, in het gebied rondom de monding van de Tone-rivier in het noordoosten van de hedendaagse prefectuur Chiba. De twee bendeleiders (oyabun) waren Iioka no Sukegorō (1792–1859) en Sasagawa no Shigezō (1810–1847), hun namen afgeleid van hun territoria rondom Iioka-strand en de Sasa-rivierbedding. In de teksten, geschreven door fictie-schrijver Sansantei Arindō (ookwel Jōno Saigiku, 1832–1902), hebben de twee rivalen de pseudoniemen Sutegorō en Higezō gekregen om zo de censuur te omzeilen. Hun vete duurde een aantal jaren voort totdat Sukegorō een trawant eropuit stuurde en Shigezō liet vermoorden in 1847, op zo'n achterbakse manier dat zelfs sommigen van zijn volgers (kobun) het afkeurden. Een klein groepje van Shigezō's kobun, waaronder zijn opvolger Seiriki no Tomigorō (soms geschreven als Tamigorō, echte naam Shibata Sasuke, 1817?–1849), wilden hem wreken en vielen in 1849 Sukegorō aan, maar zonder succes en Tomigorō pleegde zelfmoord toen hij omsingeld was door Sukegorō's handlangers. Dat lijkt het conflict grotendeels beëindigd te hebben. De bendeoorlog was zo grootschalig dat het veel aandacht kreeg van de bevolking van Edo en het deed hen denken aan de grote samoerai-strijden van vanouds. Het werd al snel onthaald als de "Suikoden van het Tenpō-tijdperk" door professioneel verhaalverteller (kōdanshi) Takarai Kinryō I. Daarmee refereert hij naar het enorm populaire Chinese boek Suikoden (Water Margin) dat gaat over 108 heldhaftige bandieten die de corrupte ambtenaren tarten. De Edo-bevolking was dol op ruige krachtpatsers die zich weinig aantrokken van autoriteit, en niet veel later werd een kabuki-toneelstuk in Edo uitgevoerd dat was gebaseerd op deze gebeurtenis, waarin de gokbazen en hun handlangers werden neergezet als overdreven sterke, ruige, maar nobele personages. Ook in Yoshitoshi's ontwerpen vertonen de mannen bovenmenselijke krachten, terwijl de teksten van Sansantei hun galanterie en goedaardigheid benadrukken.

Deze tekst vertelt hoe Sukegorō als jongeman roem verwierf toen hij Ikeda Kaku, een beruchte rōnin, ervan weerhield een klein dorpje te terroriseren in een dronken razernij. Het beeld toont hoe hij een gewapende Kaku, die bekend stond als een meesterzwaardvechter, met zijn blote handen tegen de grond werkt. De tekst gaat ook in op Sukegorō's karaktertrekken: evenwichtig, beheerst, en berekenend, Sukegorō hecht boven alles waarde aan rijkdom en macht en heeft weinig respect voor het mensenlijk leven (“heeft een lagere dunk van het menselijk leven dan van een ganzenveer” inochi o gamō yori mo karonzu 命を鵞毛よりもかろんず). De tekst noemt ook enkele van zijn belangrijkste handlangers: Sunosaki Matakichi 洲の崎亦吉, Niimachi Kanta 新待勘太, Oshita (Oshita no Rishichi) 尾下 ([sic] 小下), Kirishima (Kirishima Matsugorō) 桐島, and Sageo (Sageo no Isuke) 下緒. Tot slot beschrijft het kort het conflict tussen Sukegorō en zijn rivaal Sasagawa no Higezō (Shigezō) en laat de lezer weten dat hij wel drie keer aan de dood is ontsnapt en vreedzaam is gestorven aan ouderdom.

Iioka no Sutegorō

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Iseya Kisaburō (Man’yōdō) 伊勢屋喜三郎 (万葉堂)

Verhalen van Hedendaagse Galante Mannen is een serie van 36 ontwerpen die Yoshitoshi vroeg in zijn carrière heeft gemaakt. De set draait om twee rivaliserende gokbendes die tot een bloederig conflict kwamen in de jaren 1840, in het gebied rondom de monding van de Tone-rivier in het noordoosten van de hedendaagse prefectuur Chiba. De twee bendeleiders (oyabun) waren Iioka no Sukegorō (1792–1859) en Sasagawa no Shigezō (1810–1847), hun namen afgeleid van hun territoria rondom Iioka-strand en de Sasa-rivierbedding. In de teksten, geschreven door fictie-schrijver Sansantei Arindō (ookwel Jōno Saigiku, 1832–1902), hebben de twee rivalen de pseudoniemen Sutegorō en Higezō gekregen om zo de censuur te omzeilen. Hun vete duurde voort voor een aantal jaren totdat Sukegorō een trawant eropuit stuurde en Shigezō liet vermoorden in 1847, op zo'n achterbakse manier dat zelfs sommigen van zijn volgers (kobun) het afkeurden. Een klein groepje van Shigezō's kobun, waaronder zijn opvolger Seiriki no Tomigorō (soms geschreven als Tamigorō, echte naam Shibata Sasuke, 1817?–1849), wilden hem wreken en vielen in 1849 Sukegorō aan, maar zonder succes en Tomigorō pleegde zelfmoord toen hij omsingeld was door Sukegorō's handlangers. Dat lijkt het conflict grotendeels beëindigd te hebben. De bendeoorlog was zo grootschalig dat het veel aandacht kreeg van de bevolking van Edo en het deed hen denken aan de grote samoerai-strijden van vanouds. Het werd al snel onthaald als de "Suikoden van het Tenpō-tijdperk" door professioneel verhaalverteller (kōdanshi) Takarai Kinryō I. Daarmee refereert hij naar het enorm populaire Chinese boek Suikoden (Water Margin) dat gaat over 108 heldhaftige bandieten die de corrupte ambtenaren tarten. De Edo-bevolking was dol op ruige krachtpatsers die zich weinig aantrokken van autoriteit, en niet veel later werd een kabuki-toneelstuk in Edo uitgevoerd dat was gebaseerd op deze gebeurtenis, waarin de gokbazen en hun handlangers werden neergezet als overdreven sterke, ruige, maar nobele personages. Ook in Yoshitoshi's ontwerpen vertonen de mannen bovenmenselijke krachten, terwijl de teksten van Sansantei hun galanterie en goedaardigheid benadrukken.

Hier is Sasagawa Shigezō (echte naam Iwase Shigezō, hier onder het pseudoniem Kasagawa Higezō) aan het worstelen met een woeste stier en staat op het punt het beest een flinke dreun te verkopen. De tekst geeft enige toelichting over het leven van Shigezō, inclusief het voorval met de stier (zie Inscriptie).

Kasagawa Higezō

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Iseya Kisaburō (Man’yōdō) 伊勢屋喜三郎 (万葉堂)

Hirate Miki (echte naam Hirata Miki, met andere karakters voor Miki, d. 1844), hier geschreven als Hirade Iki, was een rōnin (meesterloze samoerai) en zeer bekwame zwaardvechter. Volgens sommigen was hij een student van de zwaardmeester Chiba Shūsaku (1794–1856), die hem verbannen zou hem uit zijn school vanwege zijn wangedrag. Fabels en feiten over Hirate zijn zwaar verwikkeld, maar het is zeker dat hij op een gegeven moment een ingehuurde bodyguard (yōjimbō) werd voor de gokbendeleider Sasagawa no Shigezō (1810–1847) en dat hij een drankprobleem had (waardoor men zijn naam Miki 三亀 is gaan schrijven met de homofone karakters 造酒, oftewel “sake brouwen”). Hij schijnt een felle strijd geleverd te hebben bij de nachtelijke aanval op de basis van Shigezō in 1844. De yōjimbō kwam hierbij om het leven, maar de zwaardkunsten die hij die nacht vertoonde werden legendarisch en hij werd al snel een belangrijk personage in alle fictieve verhalen die volgden. Deze bestonden in de eerste instantie uit mondelinge verhalen door professionele vertellers, volkstoneel, geïllustreerde boekjes en prenten zoals deze, maar met de komst van de cinema in de 20ste eeuw kwam daar verandering in. Al in 1925 verscheen een stille film getiteld Hirate Miki van regisseur Tadamoto Ōkubo, waarin de yōjimbō het hoofdpersonage van het verhaal was geworden. De bodyguard en de gokbazen keerden vele malen terug op het grote doek, maar de bekendste werd Zatōichi, over een blinde zwaardmeester die verwikkeld raakt in de bendeoorlog tussen Iioka en Sasagawa, en uiteindelijk tegenover Hirate Miki in een duel komt te staan.

Hirade Iki

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Iseya Kisaburō (Man’yōdō) 伊勢屋喜三郎 (万葉堂)

Voor een beschrijving van deze serie, ga naar Iioka no Sutegorō: https://www.sieboldhuis.org/co...

Sunosaki Matakichi (echte naam Masakichi) was de rechterhand van Iioka no Sutegorō (Sukegorō).

De tekst geeft wat details over Masakichi's leven.

Matakichi (Masakichi) kwam uit Susaki in de zuidelijke punt van de provincie Awa (hedendaagse prefectuur Chiba). Zijn leven werd ooit gered door Sukegorō en vanaf toen werd hij Sukegorō's volger (kobun). Op een dag kwam een grote groep van handlangers van de rivaal Higezō (Shigezō) naar het huis van Sukegorō. Masakichi reageerde door een gigantisch zwaar anker te pakken en het nonchalant op zijn schouder te dragen, waarna hij de bendeleden van Shigezō benaderde en vriendelijk begroette met een lichte buiging. De mannen waren zo enorm geïntimideerd door zijn bovenmenselijke kracht.

Yoshitoshi beeldt hem af in een nonchalante houding met een massief anker op zijn schouder.

Sunosaki Matakichi

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Iseya Kisaburō (Man’yōdō) 伊勢屋喜三郎 (万葉堂)

Ga naar Iioka no Sutegorō voor een beschrijving van deze serie: https://www.sieboldhuis.org/co...

Takezō kwam uit het gebied rondom de Jizō-Tempel van de Vijfhonderd Arahanten (Jizōji Gohyaku Rakan) in de provincie Awa in het noordoostelijke deel van Shikoku. In Yoshitoshi's prent vertoont hij ongelooflijke kracht: met een uitgestrekte arm balanceert hij een enorm vat sake met daarbovenop nog een man, alsof het niets weegt, terwijl hij geniet van zijn tabakspijp (kiseru).

Rakan no Takezō

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892) Daikokuya Matsuki Heikichi (Shōjudō) 大黒屋松木平吉 (松寿堂)

One of most dramatic accounts of women wielding swords in anger concerns this revenge killing, in which the avengers were the man's two daughters: Miyagino and Shinobu.

Popular accounts of this affair exist in many versions. The factual basis of the story concerns a samurai called Shiga Daishichi, who was on the run because of a misdemeanor and hid in a paddy field, in a village near Shiroishi Banashi in Mutsu Province. By chance, he was observed by a farmer, Yomosaku, who had been transplanting rice seedlings, and in his surprise Shiga Daishichi panicked and killed him. Yomosaku had two daughters, the eldest of whom, Miyagino, had (according to the more romantic versions of the tale) been engaged to be married to a samurai, but through poverty had been sold into prostitution and become a tayū — a sex worker of the highest status — in Yoshiwara, in Edo. The younger daughter, Shinobu, intending to tell her elder sister about her father's death, went to Edo, where she tracked down her sister. They then secretly slipped away from Yoshiwara in order to seek revenge for their father's death, and began to study the martial arts under the guidance of Miyagino's samurai fiancé. They were eager in their pursuit of knowledge, and the result was the vengeance on their father's enemy, Shiga Daishichi, in 1649.

The sisters were determined to carry out the revenge themselves, and the details are largely historical. When the time was ripe, they went through the formalities of asking their daimyō for authorization to avenge the death of their father. There was, in this case, no need for a long search for the enemy, as he had remained in the daimyō's service. The lord accordingly ordered the man to be brought before him to face the girls in combat. Miyagino was armed with a naginata while Shinobu wielded a kusarigama, the sharpened sickle with a long weighted chain. Shiga Daishichi's sword was rendered ineffectual with the aid of the chain, and the other sister finished him off with her naginata.

Stephen Turnbull, The Samurai Swordsman: Master of War, p. 152

The keisei Miyagino and her Little Sister Shinobu

Tsukioka Yoshitoshi 月岡芳年 (1839–1892)

<
>