Icoon chevron naar links Icoon terug naar het overzicht Icoon chevron naar rechts

Blogpost 5 - Wat is een netsuke? Hollanders in Japanse snijkunst

30 april 2025

Gebruiksvoorwerpen als kunst

Dat een netsuke-verzameling als kunst in een museumcollectie terechtkomt, is eigenlijk merkwaardig. Netsuke waren van oorsprong namelijk niet bedoeld als kunst, maar als alledaagse gebruiksvoorwerpen.

Tijdens de Edo-periode (1603-1868) droegen de meeste mensen kimono's. Aangezien deze geen zakken hebben, moest men een andere manier vinden om met zijn spullen op pad te gaan. Hiervoor werd de netsuke (gordelknoop) uitgevonden: men bond zijn attributen aan een koord, haalde deze om de brede stoffen ceintuur (obi), en knoopte ze vast aan de netsuke. De netsuke zorgde er dus voor dat het koord niet terug naar beneden kon glippen.

De eerste netsuke waren eenvoudige knopen van hout. De vroegste netsuke-snijders keken voor hun onderwerp naar relatief simpele vormen uit de natuur. Het duurde echter niet heel lang voordat houtsnijders steeds complexere en indrukwekkendere vormen ontwikkelden met onderwerpen die commercieel interessant waren. De twaalf dieren van de zodiac (denk: sterrenbeelden) waren populair als onderwerp, omdat kopers zich verbonden konden voelen met het dier van hun eigen geboortejaar. Ook geluksgoden kwamen veel voor: wellicht geloofde men dat het dragen van deze netsuke geluk kon brengen. Geen onderwerp was te gek: er verschenen figuren uit de Chinese en Japanse literatuur en geschiedenis, ambachtslui en entertainers, en zelfs vormen met een al dan niet verstopte erotische voorstelling.

Al snel gebruikten de snijders behalve hout ook kostbaardere materialen zoals been en hertshoorn. De meest luxe netsuke werden gesneden uit ivoor: narwalhoorn, walrus- en potvistand en bovenal olifantsivoor, geïmporteerd via de Chinese en Nederlandse handelsposten in Nagasaki.

Praktische overwegingen

Bij het ontwerp van een netsuke was het uiteindelijke uiterlijk van het object een van de laatste dingen waar een snijder aan kon denken. Een netsuke moest vooral handig zijn; het was minder belangrijk of het mooi was.

In de netsuke werden gaatjes aangebracht om het koord doorheen te halen zodat het stevig vastgeknoopt kon worden. De gaatjes zitten vaak op een strategische plek, zodat het ontwerp van de netsuke goed zichtbaar blijft als hij gedragen wordt. Bij veel menselijke figuren (zoals zichtbaar bij die bovenaan de pagina) zitten de gaatjes op de rug. Als hier het koord op de juiste manier aan vastgeknoopt wordt, staat de figuur rechtop, ook tijdens het dragen. Veel dieren hebben de gaatjes aan de onderzijde, zodat ze tijdens gebruik op de ceintuur lijken te staan of te liggen. De plaatsing van de gaatjes en hoe de netsuke zou liggen als hij gedragen werd, was voor een snijder een van de belangrijkste dingen om over na te denken voordat hij aan een netsuke-ontwerp begon.

Ook materiaalkeus was belangrijk. Been, hersthoorn en ivoor waren minder praktische materialen dan hout om een netsuke uit te snijden. Ze zijn gevoeliger voor slijtage: door regelmatig gebruik gingen veel van de fijnste details snel verloren. Tegenwoordig worden kenmerken van slijtage gezien als een goed teken onder netsuke-verzamelaars. Het laat namelijk zien dat het object gebruikt is in de functie waarvoor het was gesneden en niet enkel op een plank in een vitrine heeft gelegen.

De netsuke moest bovendien tegen een stootje kunnen. Hij moest groot genoeg zijn zodat hij niet door de ceintuur kon glippen, maar tevens klein genoeg zodat hij comfortabel in de hand paste. Uitstekende onderdelen die zouden kunnen afbreken werden vermeden. Ook moest het ontwerp interessant en herkenbaar zijn, zowel van dichtbij als van een afstand. De beste snijders ontwierpen hun netsuke zelfs met de toekomstige slijtage al in gedachten. Zij zorgden er bijvoorbeeld voor dat de belangrijke details dusdanig diep in het ontwerp gesneden waren dat langdurig gebruik ze alleen maar meer naar de voorgrond zou brengen.

Netsuke in de kunstgeschiedenis

Het snijden van netsuke was hoofdzakelijk commercieel en werd voor lange tijd binnen Japan niet gezien als volwaardige kunst. Dit had als consequentie dat weinig aandacht werd besteed aan de kunstenaars, waardoor er nu weinig over hen bekend is.

Tijdens de Edo-periode werd er uitzonderlijk weinig over netsuke geschreven. Er is één werk bekend uit deze periode dat ze in detail beschrijft: de Sōken Kishō (1781), een bloemlezing die veel verschillende kunsten bespreekt, geschreven door Inaba Tsūryū. Hierin worden 57 netsuke-snijders beschreven met een korte biografie en er zijn verschillende geïllustreerde versies van hun werk te zien. Daarnaast heeft Ueda Reikichi in 1943 - meer dan een halve eeuw na het eind van de bloeiperiode van netsuke - het zogenaamde netsuke-handboek geschreven. Hierin heeft hij onder andere uitgebreid biografisch onderzoek gedaan naar netsuke-snijders, grotendeels met de hulp van hun nazaten. Dit zijn onze enige directe informatiebronnen over netsuke.

Vanaf grofweg de jaren 1860 werd Japan steeds toegankelijker voor buitenlanders. Voor hen waren netsuke een mooi souvenir: de kleine beeldjes waren makkelijk mee te nemen, relatief robuust en konden in westerse huizen makkelijk een mooie plek krijgen op een schouw of bureau. Bovendien waren ze toentertijd niet uitzonderlijk kostbaar: ze waren in grote hoeveelheden op de markt beschikbaar en ook ivoor was minder exclusief dan tegenwoordig. Zo zijn er grote verzamelingen bijeen gekocht door rijke westerlingen. Dit leidde tot een levendige handel tussen westerlingen onderling, die sneller geneigd waren de netsuke te beschouwen als kunstobjecten in plaats van gebruiksvoorwerpen.

Aan de hand van deze grote westerse verzamelingen zijn in de 20e eeuw diverse catalogi samengesteld die veel netsuke onder de loep namen, begeleid door de teksten van Ueda en Inaba. Deze catalogi probeerden vaak de snijders op te delen in scholen aan de hand van de woonplaats en stijl van de snijder. In de praktijk bleek dit vrijwel onmogelijk: vaak signeerden meerdere snijders met dezelfde naam. Bovendien waren netsuke regelmatig frauduleus ondertekend met de naam van een beroemde snijder. Desalniettemin zijn deze catalogi de eerste pogingen om een kunstgeschiedenis van netsuke samen te stellen.

Jammer genoeg zijn verreweg de meeste netsuke ongesigneerd. Commerciële snijders die ze in grote hoeveelheden verkochten, zagen wellicht weinig nut in het signeren van een gebruiksvoorwerp: pottenbakkers schrijven hun naam toch ook niet in de klei? Daarnaast weten we dat een snijder een netsuke sowieso nooit signeerde wanneer hij die in opdracht van een belangrijk persoon maakte. Het vaststellen van stromingen in de snijkunst zal dus altijd tot op zekere hoogte gokwerk blijven.

Buitenlanders als netsuke

Een van de meest fascinerende onderwerpen van netsuke is ‘de Hollander’. Hollanders vormden een populair onderwerp voor netsuke-snijders: naast de negen exemplaren in onze eigen collectie zijn ze te vinden in elke belangrijke historische netsuke-catalogus van de afgelopen eeuw. Opmerkelijk is dat alle Hollanders ongeveer hetzelfde uiterlijk hebben gekregen. Vaak hebben ze een grappig gezicht, een brede lach, hele grote neuzen en oren, vreemde krullen en uitpuilende ogen. Hun kleding lijkt niet erg Hollands: vaak zijn ze gekleed in gewaden in Japanse en Chinese stijl. Hoe kwam het dat iedere houtsnijder op een soortgelijk type Hollander uitkwam?

Het beeld is gevormd naar de Nederlanders uit de vroege 17e eeuw, in de periode dat zij voor het eerst in Japan voet aan wal zetten. Een paar decennia na hun binnenkomst sloot Japan zijn deuren voor de buitenwereld. Buitenlanders mochten het land niet in en Japanners het land niet uit. De Nederlanders en Chinezen mochten als enigen nog handeldrijven. De Nederlandse handelaars kregen een klein kunstmatig eilandje genaamd Deshima toegewezen, gelegen in de haven van Nagasaki. Hier mochten zij niet van af, behalve tijdens de jaarlijkse, streng begeleide reis naar het hof van de shogun in Edo.

Voor de meeste Japanners was het dus uitgesloten dat zij ooit een buitenlander te zien kregen. Zij moesten zich dus baseren op voorstellingen van Europeanen uit de Japanse kunst. In de korte tijd dat buitenlanders redelijk vrij door het land konden bewegen, waren er veel afbeeldingen gemaakt van deze vreemde 'zuidelijke barbaren'. Ook toen het land gesloten was, waren er kunstenaars in Nagasaki die zulke afbeeldingen van Hollanders bleven produceren. In deze werken worden Hollanders stuk voor stuk weergegeven met dezelfde overdreven gelaatstrekken en kenmerkende kleding die in de netsuke ook te herkennen zijn. Hoogstwaarschijnlijk putten de meeste netsuke-snijders hun inspiratie voor buitenlandse figuren dus uit deze bronnen.

Naast Hollanders werden ook andere buitenlanders onder de loep genomen. Portugezen, Tataren uit Oost-Mongolië en eilandbewoners uit de zeeën ten zuiden van Japan werden regelmatig afgebeeld als netsuke. Ook Chinese (al dan niet historische) figuren spelen een grote rol in de Japanse snijkunst (groot genoeg om over dit onderwerp alleen al in de toekomst nog een heel blog te kunnen schrijven).